De rokade

Schaken is niet zo moeilijk maar om het te leren zijn er wel een aantal hobbels die je moet nemen. Meestal bij het begin van het spel moet zo snel mogelijk de koning in veiligheid gebracht worden. Dat kun je doen met een rokade. Je mag met één zet twee stukken verplaatsen. De rokade is een dubbelzet van koning en toren. De rokade dient om de koning vanuit het centrum op een vleugel in veiligheid te brengen en om ook de toren snel te kunnen ontwikkelen.

Je kunt naar links en naar rechts rokeren als je aan bepaalde voorwaarden voldoet. Er mogen geen andere stukken tussen de koning en de toren staan. Stukken die er tussen staan zijn er dan uit en de velden waar de koning zich over beweegt mogen niet aangevallen staan door de tegenpartij. Als je schaak staat mag je ook niet rokeren en als je de koning of de toren waarmee je rokeert al een keer verplaatst hebt, is rokeren niet meer toegestaan.

 


De korte rokade voor wit:
Ke1 gaat naar g1 en Th1 gaat naar f1.

Korte rokade voor zwart:
Ke8 gaat naar g8 en Th8 gaat naar f8.

De lange rokade voor wit:
Ke1 gaat naar c1 en Ta1 gaat naar d1.

Lange rokade voor zwart:
Ke8 gaat naar c8 en Ta8 gaat naar d8.

Volgens de regels moet eerst de koning gezet worden en daarna de toren. Beide stukken moeten met dezelfde hand gespeeld worden.

Als je eerst de toren speelt, kan de tegenpartij bezwaar maken en zeggen dat je de toren gespeeld hebt en niet mag rokeren. Een beetje kinderachtig, maar het gebeurt af en toe wel. Ook met beide handen gelijktijdig koning en toren verzetten is niet geldig.